Schrijfwedstrijd paginakop

Winnaars 2023

Winnaars 2023

Winnaars van de dichtwedstrijd 2023

Johanna Klein – Een mens als ik 

Vader 
Bij het afscheid zei je mij 
Kijk elke avond naar de maan en denk aan mij 
Ik kijk elke avond naar de maan en denk aan jou 
Jaren heb ik dat gedaan 
En toen ik je weer zag 
Keek een vreemde mij aan

Bert Klopman – Even een glimlach

Even een glimlach 
Je probeerde jezelf te verdrinken. Op je kamer waterboarding 
totdat je bijna bezweek. Je wilde naar de plek 
waar je vrienden zijn. 

Voor de wielen van tegemoetkomende auto’s 
moesten we je weghalen. Rollend door 
het gras voelde ik, hoe sterk dit was. 

Jij was de jager, ik het konijn 
in je lichtbak gevangen. Ik rende te hard 
voordat ik besefte niet je redder te kunnen zijn. 

Aan die tafel in Oosterbeek zaten we samen zo verloren 
Nog steeds voel ik de pijn toen je me vertelde dat je 
niet meer op deze wereld wilde horen. 

Verdoofd reik ik uit naar de puzzelstukjes die ik verdeel, 
daarna sluit ik me op in oeverloze gedachten 
en glij met je mee. 

Worstelend met vast gekroonde slakken 
op papier, koesteren we het licht 
van de schaduw in elke kier. 

Aan de horizon bevriezen norse kleuren. 
Vrolijke vliegers dansen als 
de zon verschijnt. 

Samen verstommen we in een surplace 
en houden ondanks de koude wind 
toch heel even 

aan een glimlach vast.

Marijke de Roos – Paradox  in Liefde 

Als ik mensen kwijt raak, 
omdat ze in de hemel zijn, dan heb ik verdriet, 
Als ik mensen kwijt raak, 
omdat ze voor een ander kiezen, dan heb ik ze liever niet. 
Als ik mensen kwijt raak, 
omdat mijn fysieke handicap te moeilijk voor hen is, en ik 
ze moet verliezen. 
Dan besef ik des te meer dat ik de mensen koester in mijn 
nabijheid, 
die er altijd voor mij zijn, 
dan koester ik de warmte en koester ik de liefde, 
en dat voelt zo intens, zo warm en zo fijn.

Jasper Nijk – Koestering is als 

Koestering is een zacht briesje 
Een warme gloed in je hart. 
Een stille herinnering aan wat was 
En wat nooit verloren zal gaan. 
Koestering is als een daad van liefde, 
een gevoel dat ons bindt en verbindt. 
Koestering is als een daad van zorg, 
een handeling van warmte en liefde. 

Koestering is als een beweging van liefde. 
Koestering is als een poëtisch gebaar, 
Een kunstwerk van liefde en verbondenheid. 
Ik vertrouw op poëzie. 
Ik koester de vrijheid van meningsuiting, 
hoewel eerder genomen dan gegund. 
Ik koester de creativiteit 
tegenover de kunstmatige intelligentie. 

Ik koester 
de koestering 
en vertrouw op 
poëzie

Marieke – Verwondering

Dat het zinloos is 
Wil niet zeggen
Dat jij je best niet hoeft te doen

Je bestaan heeft niet echt betekenis
Binnen een paar generaties 
Ben je uitgewist
En de aarde wordt nooit meer dezelfde

Binnen mijn familie
Worden de dino’s en de sabeltandtijger
Niet echt gemist
De dodo ook niet
Wij zijn overtuigde aanhangers van de zinloosheid
Wij voegen niks toe aan deze wereld

Wat ons rest is verwondering
Om wat mensen doen en hoe
Hoe de natuur in elkaar zit
En hoe stil het daar kan zijn
Elke mens, steen, dier, boom
Roept die verwondering op

Soms alleen door het uiterlijk
Altijd door hoe het voor zichzelf zorgt
Hoe het daarvoor de wereld tegemoet treedt
Waar onbeholpenheid en moed
Elkaar nodig hebben

Dit is wat zinloosheid geeft
Belangeloos waarnemen en koesteren.

KORTE VERHALEN (2)

Satu de Graaf – Harige slingerarmpjes 

Oudejaarsdag – 14:00 
Ze is de enige wetenschapper op het laboratorium die met de jaarwisseling wil werken. Graag zelfs. Feestdagen hebben slechts betekenis voor degenen die sociale kringen bevolken of ambiëren. Ineens worden familiefoto’s en prullaria op hun werkplekken van persoonlijke verhalen voorzien. Haar bureau is vrij van onzin. Goede voornemens? Overbodig; haar dagen zijn al gevuld met nuttige bezigheden. 

23:55 
Over de rand van haar bril kijkt ze de ruimte rond. Langs de wanden staan rekken met verticaal gestapelde bakken. Hon¬derden ratten en muizen schuifelen door de doorzichtige plas¬tic verblijven. In een hoek staat een hondenkennel. De bewoner, een jonge mensaap, demonstreert tijdens experimen¬ten duidelijk hoe een gebrek aan hechting de ontwikkeling beïnvloedt. Dagelijks plaatsen de onderzoekers hem in een speelruimte. Aapjes met een moederfiguur gaan direct spelen en ontdekken; deze chimp is doorlopend gestrest en blijft bang in een hoekje zitten tot hij terug mag naar zijn kooi. Regelmatig verkiest hij een harig kussen boven voedsel, dan klampt hij zich vast aan het levenloze voorwerp. Omdat het aapje weigert te eten, noteert de wetenschapper de verwachting dat hij het einde van de maand niet zal halen. 

00:00 
Het geknal barst los en daarmee de onrust in de proefdierfa¬ciliteit. Krijsend trekt de kleine chimp aan de spijlen van zijn kooi. Het geluid van panisch krassende dierennagels in de 
knaagdierbakken vult de stiltes tussen de knallen. De wetenschapper kijkt verstoord op van haar notities. Ze pakt het harige kussen en opent de kennel. Achter het raam schittert veelkleurig vuurwerk. De chimp reikt verlangend zijn armen uit. Maar zijn knuistjes negeren het kussen en grijpen de witte mouw. Snel klimt het aapje omhoog. Geschrokken wil de wetenschapper het dier van zich af trekken, maar de harige slin¬¬¬¬gerarmpjes zitten muurvast om haar nek. 

Nieuwjaarsdag – 00:05 
Met zijn spillebeentjes om de wetenschapper heen geklemd en zijn tenen gekruld om de plooien van haar labjas, is de chimp eindelijk gestopt met gillen. Het verrast haar dat ze zijn warme, lichte druk op haar lijf niet als vervelend ervaart. Net boven haar kraag raakt zijn blote huid de hare. Zijn vacht voelt zacht en lief. Met de onwennige intimiteit van de chimp om haar hals, voorziet de wetenschapper alle ratten en muizen van een ex¬traatje. Honderden tandjes knagen in koor. Ze heeft haar taak volbracht, de vuurwerkstress is tot een minimum beperkt. Het aapje moet nu terug in zijn kooi. Maar wat de wetenschapper ook probeert; hij gaat niet. Het kussen volstaat niet meer nu hij de geruststelling van een kalme hartslag tegen zijn wang en de bescherming van een volwassen dier heeft gevoeld. 

02:00 
De knallen zijn uitgestorven. De knaagdieren liggen met volle buikjes tegen elkaar aan te slapen. De wetenschapper gooit een bananenschil weg en trekt haar jas aan. Zachtjes sluit ze de deur achter zich en loopt ongezien naar buiten. In hun afwe¬zigheid zien haar collega’s niet hoe een plukje zwart piekhaar nog net boven haar sjaal uit steekt. Onder haar jas drukt het tevreden babyaapje zich stevig tegen haar aan.

Carolina – Relativeren

Het is het begin van een nieuwe werkweek, nog vroeg in de ochtend. Met mijn werktas in de hand en de warme zon in mijn rug loop ik naar de voordeur. Die staat op een kier. Voor de zekerheid bel ik aan en roep of ik binnen mag komen. “Kom maar!” hoor ik op sombere toon en ik stap naar binnen. Naar binnen in een andere wereld. Van het licht naar het donker. Een duistere en soms onbegrijpelijke wereld, weet ik inmiddels. 
Het toilet is recht tegenover de voordeur en ik zie cliënte haar onderbroek over haar billen hijsen. De schaamte voorbij. Ze spoelt de wc door. Hoewel dit beeld mij niet meer vreemd is, went het niet echt en ik ga gauw de woonkamer binnen. Ver¬stilde chaos. Koud. Plastic tassen met spullen op de grond, dode planten en fruitvliegjes in de vensterbank, kruimels waar ik maar kijk. Het stof dat nog dwarrelt en het andere dat al geland is, is door het zonlicht goed zichtbaar. Kledingstukken hangen over stoelen en aan de trap. Een bh ligt op de eettafel. Er staat een volle asbak met peuken en as op de grond. Afgekloven broodkorsten op de salontafel. Ze vechten om een plekje met papieren, pennen en pinda’s. Medicijndoosjes voltooien de berg. Ik schuif stapels kranten en reclamefolders op de tweezitsbank opzij en ga op het ontstane stukje groezelige bekleding zitten. Er ligt een speculaasje op de leuning. De zwarte kat gluurt met groene ogen door de spijlen van de trap en vlucht vervolgens naar boven. 
De kamer is doorrookt en ruikt dito. Er hangen verschoten fo¬to’s aan de muur van een stralend jonge vrouw met haar man en kinderen. Ik herken cliënte in de jonge vrouw van toen. Mo¬menten van geluk, liefde, trots - voor eeuwig gevangen op cel¬luloid en omlijst met nepgoud. Beelden van weleer. Ik kijk om me heen, de koude kamer en het nu in. En zie verleden tijd. Ik zie geschiedenis die nooit de boekjes zal halen.

Mevrouw komt de woonkamer binnen. Zoals altijd ook nu weer gekleed in haar badjas vol vlekken. Ieder bezoek zie ik er een paar meer. Over de badjas een winterjas die ook zijn beste tijd heeft gehad. Dunne blote benen met oude sloffen aan haar voeten. Ze ploft op de driezitsbank. “Ik wil dood, ik wil dood, ik wil dood...” huilt ze haar openingszin van ons gesprek en ze legt haar hoofd op het kussen. Haar benen opgetrokken, de armen om haar knieën geslagen. Een foetus met grijzend haar. Ze zegt dat ze de stemmen weer hoort, die afgrijselijke stem¬men. “Hou op, hou op, hou op!” roept ze tegen haar demonen en schudt met dichtgeknepen ogen haar hoofd heen en weer. En dan jammert ze dat ze zo’n pijn heeft, zo’n pijn, zo’n pijn... Tranen trekken een glimmend spoor over haar magere wan¬gen. Ze kijkt eindeloos wanhopig door me heen. “Help me, help me, help me...” klinkt het zacht. Eenzaamheid en uitzichtloos¬heid dansen om haar heen. Ik voel mijn niet te tillen machte¬loosheid, die net zo zwaar is als mijn compassie voor haar. 
“Denk je dat je jezelf kunt versterven...? Doodgaan door niet meer te eten en te drinken? Ik heb het vanochtend gepro¬beerd, maar het lukte niet!” beantwoordt ze meteen haar eigen vraag. Ik hoor intense teleurstelling. 
“Zullen we ruilen, jij en ik? Van leven...?” vraagt ze me later in een helder moment. De vraag overvalt me. Ik weet niet of dat zo’n goed idee zou zijn, peins ik. Zij weet niets van mijn leven-met-kanker. En van ruilen komt huilen, zei mijn moeder altijd. 
Als ik later het huis verlaat en de zon op mijn gezicht voel, adem ik diep het licht en de lucht in. Mijn wereld. Zo compleet anders dan de hare. En ik relativeer. Het helpt me om mijn leven waarin kanker een rol speelt, anders te bezien. 
In Nederland zijn we vaak en graag taboedoorbrekend bezig. Vrijwel alles moet bespreekbaar zijn en inzichtelijk gemaakt worden met als doel begrip te kweken. Maar we lopen toch nog steeds liever met een heel grote boog om onze psychia¬trische patiënten heen. Voor hen geen nationale collecteweek, er wordt geen berg op gefietst en er vinden ook geen andere acties plaats om geld in te zamelen voor wetenschappelijk on¬derzoek om te zorgen dat geestesziekten de wereld uit gehol¬pen worden. Ongelijkheid en achterstelling in de medische en maatschap¬pelijke wereld zorgen bij veel psychiatrische patiënten voor stille en eenzame rampen achter hun voordeur. 
Nee. Ik wil niet ruilen… 
Mijn werk. Mijn leven. Niet altijd makkelijk. 
Ik koester in beide het betekenisvolle.